decanteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·can·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
decanteren

decanteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van decanteren
    • Ik decanteerde. 
    • Jij decanteerde. 
    • Hij, zij, het decanteerde.