debuten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·bu·ten

Zelfstandig naamwoord

de debutenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord debuut


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
debutar

debuten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van debutar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van debutar