debrailleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·brail·leert

Werkwoord

vervoeging van
debrailleren

debrailleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debrailleren
    • Jij debrailleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debrailleren
    • Hij debrailleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van debrailleren
    • Debrailleert!