debrailleerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·brail·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
debrailleren

debrailleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van debrailleren
    • Ik debrailleerde. 
    • Jij debrailleerde. 
    • Hij, zij, het debrailleerde.