de chien
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- verbinding van de en chien
Bijvoeglijk naamwoord
de chien
- (spreektaal) miserabel, rot
- «Quel temps de chien!»
- Wat een hondenweer!
- «Il bosse comme dresseur de puces, quel métier de chien!»
- Hij werkt als vlooientemmer, wat een hondenbaan! [1]
- «Quel temps de chien!»