danspaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

danspaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • dans·paar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord danspaar dansparen
verkleinwoord danspaartje danspaartjes

Zelfstandig naamwoord

danspaar o [1]

  1. twee mensen die samen een dans uitvoeren
     Bijna 200 mensen hebben bij de BBC geklaagd omdat het programma Strictly Come Dancing een ballroomdans uitzond van twee mannen. Niet eerder in de 17 jaar dat het populaire tv-programma bestaat, werd een danspaar gevormd door twee mensen van hetzelfde geslacht.[2]
     De Dongenaar geeft op dit moment nog steeds les in een cultureel centrum in zijn woonplaats. Ook de danstrainer uit Hoorn, Kurt F., geeft nog steeds les en coacht dansparen op hoog niveau. Hij moet voor de rechter verschijnen vanwege twee beschuldigingen van seksuele intimidatie van destijds minderjarige meisjes.[3]
Synoniemen

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron “BBC krijgt bijna 200 klachten over dansend mannenkoppel” (Donderdag 21 november 2019), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron “Landelijk schandaal rondom misbruik in danswereld: nog altijd lesgevende danstrainers voor de rechter” (Nicole Roelands 27-03-23, 14:31 Laatste update: 27-03-23, 16:59), Tubantia