dakspant
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dak·spant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dak en spant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dakspant | dakspanten |
verkleinwoord | dakspantje | dakspantjes |
Zelfstandig naamwoord
- (bouwkunde) een spar, spoor of spant (balk of plank) die van de voet van het dak tot de nok loopt en die het dakbeschot ondersteunt
- ▸ Ik zag de ratten niet die in het donker rondrenden, noch hoorde ik het geknars van termieten die zich te goed deden aan dakspanten en schoren. Ik voelde de klimop niet die aan de stenen trok en de torens in zand veranderde.[2]
Synoniemen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord dakspant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), , ISBN 9789026346477