dagtemperatuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·tem·pe·ra·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagtemperatuur dagtemperaturen
verkleinwoord dagtemperatuurtje dagtemperatuurtjes

Zelfstandig naamwoord

de dagtemperatuurv

  1. temperatuur die overdag bereikt wordt; hoogste temperatuur van de dag
     De jongen bezocht goksites in vooral China en Thailand. Op een zette hij bijvoorbeeld 2000 euro in op de dagtemperatuur in een plaats in Australië. Op een andere website zette hij hetzelfde bedrag in op de neerslag die ergens anders in de wereld zou vallen. Zo verloor hij op één dag 40.000 euro.[2]
     Daarmee zal het landelijke record van 22,1 graden in 2006 bij het KNMI in De Bilt, en het lokale record in Maastricht (in 1937 werd daar 26,2 graden gemeten) niet worden gehaald. Normaal ligt de gemiddelde dagtemperatuur in deze tijd van de maand op 13 graden.[3]
     Teleurgesteld in de natte zomer, misschien is een reisje naar de Noordpool een oplossing: daar heerst namelijk een hittegolf. Op Resolute Bay, een plaatsje dat ter hoogte van Groenland ligt, gaf de thermometer op de warmste dag in juli maar liefst 18.7 graden Celsius aan. Dat is bijna 15 graden warmer dan de normale gemiddelde dagtemperatuur en dus een record voor het plaatsje.[4]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron “Kleinzoon vergokt stiekem kapitaal van oma” (Donderdag 28 juli 2016, 08:46), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron “Morgen warm, maar geen record” (Maandag 21 oktober 2013, 13:43), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron “Tripje naar de zonnige Noordpool?” (Maandag 8 augustus 2011, 12:46), NOS