dagopname

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·op·na·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagopname dagopnamen
dagopnames
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dagopnamev / m

  1. een verblijf in een ziekenhuis dat één dag duurt en waarbij de patiënt vóór de nacht weer naar huis gaat
    • Voor een dagopname moest een patiënte een halfjaar geleden "tien tot twaalf weken" wachten, zegt Berden. "Nu is dat zes tot acht weken. Voor een langer verblijf in ons ziekenhuis moest een vrouw veertien weken geduld hebben, nu kan de gynaecoloog haar na acht weken helpen."[1] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Guido de Vries 29 juli 2003
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be