dagdromerij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·dro·me·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagdromerij dagdromerijen
verkleinwoord dagdromerijtje dagdromerijtjes

Zelfstandig naamwoord

de dagdromerijv

  1. het overdag dromen; het wakend dromen
     Misschien kon ze haar nagels laten groeien en ze mooi ovaal vijlen. Bij tijd en wijle stond ze zichzelf dagdromerij toe, al viel dat niet mee als ze intussen de vloer dweilde en de ruwe planken haar knieën schaafden.[2]
     De presentator groeide op in Twente, waar het Enschedese Volksparkcircus hem inspireerde, maar waar hij zich als ironicus niet begrepen voelde. Vanwege zijn dagdromerij werd hij van de middelbare school in Hengelo afgehaald en naar de kostschool in Oldenzaal gestuurd.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3. Bronlink geraadpleegd op 2022-01-2005 Weblink bron
    Marthy Rothe
    “Gert- Jan Droge overleden (64)” (06-06-2007), Tubantia