daalt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • daalt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afdalen

daalt (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdalen
    • Jij daalt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdalen
    • Hij daalt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afdalen
    • Daalt af! 

Gangbaarheid