daagde op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • daag·de op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opdagen

daagde op

  1. enkelvoud verleden tijd van opdagen
    • Ik daagde op. 
    • Jij daagde op. 
    • Hij, zij, het daagde op. 


Gangbaarheid