cytologie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cy·to·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cytologie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de cytologiev

  1. (biologie) celleer, celbiologie
  2. (medisch) celdiagnostiek
Hyperoniemen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /tsɪtɔlɔgɪjɛ/
Woordafbreking
  • cy·to·lo·gie

Zelfstandig naamwoord

cytologie v

  1. (biologie) cytologie
Verbuiging
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Meer informatie

  • Zie [[w:cs:cytologie

Verwijzingen

|Wikipedia]] voor meer informatie.