cultuurbezoek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cul·tuur·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cultuurbezoek cultuurbezoeken
verkleinwoord cultuurbezoekje cultuurbezoekjes

Zelfstandig naamwoord

het cultuurbezoeko

  1. het bezoek aan culturele instellingen zoals bijvoorbeeld musea en theatervoorstellingen
     Binnen de culturele sector zijn de verliezen zwaar als gevolg van de coronapandemie. "Er is een dreun uitgedeeld aan het cultuurbezoek", zegt Jan Jaap Knol, directeur van de Boekmanstichting.[1]
     Daarom roept Moll de overheid op om met landelijke campagnes een impuls te geven aan het cultuurbezoek. "Die campagnes zullen straks broodnodig zijn om deze negatieve corona-impact voor musea, maar bijvoorbeeld ook voor theaters en poppodia, te keren."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “Coronapandemie dreun voor cultuursector: 'Mensen durven niet te plannen'” (Dinsdag 14 december 2021, 09:27), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “Musea krijgen coronaklap, eigen inkomsten dalen met 300 miljoen euro” (Donderdag 24 september 2020, 12:37), NOS