cultiveer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cul·ti·veer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
cultiveren |
cultiveer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cultiveren
- Ik cultiveer.
- gebiedende wijs van cultiveren
- Cultiveer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cultiveren
- Cultiveer je?