crepeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cre·peer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
creperen |
crepeerde
- enkelvoud verleden tijd van creperen
- Ik crepeerde.
- Jij crepeerde.
- Hij, zij, het crepeerde.
- Ik crepeerde.
vervoeging van |
---|
creperen |
crepeerde