Naar inhoud springen

craque

Uit WikiWoordenboek

craque v

  1. (spreektaal) bluf, opschepperij [1]
  2. (spreektaal) leugen
    «Il nous a raconté des craques, ton frère.»
    Jouw broer heeft ons leugens verkocht. [1]
vervoeging van
craquer

craque

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van craquer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van craquer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van craquer