countert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • coun·tert

Werkwoord

vervoeging van
counteren

countert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van counteren
    • Jij countert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van counteren
    • Hij countert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van counteren
    • Countert! 

Gangbaarheid