coulis

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: coulissekoelie
Spongecake overgoten met een coulis van rode vruchten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cou·lis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coulis
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de coulisv / m

  1. vrije dikke saus van gepureerd voedsel
     Maar de prei overtuigt nog meer: twee gesmoorde preistengels met een volle saus met gehakte walnoten en een coulis (dikke saus) van prei en een stevige mosterdvinaigrette… hoe een groentegerecht met gemak een hoofdgerecht kan zijn.[1]
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 10 augustus 2021 Weblink bron
    Petra Possel
    “Eten als God in Frankrijk met op en top Franse keuken” (2 februari 2017) op nrc.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be