coucou

Cuculus canorus

Frans

Uitspraak

• Geluid:  coucou    (hulp, bestand)
• IPA: /ku.ku/

enkelvoud		meervoud
zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
coucou	le coucou	coucous	les coucous

Zelfstandig naamwoord

coucou m

1. (koekoeksvogels) koekoek
2. (spreektaal) kistje (oud vliegtuigje)

Tussenwerpsel

coucou

1. (spreektaal) kiekeboe, hallo!

   «Coucou ma chérie, me revoilà!»

   Hoi schat, daar ben ik weer!