corrodeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cor·ro·deer

Werkwoord

vervoeging van
corroderen

corrodeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van corroderen
    • Ik corrodeer. 
  2. gebiedende wijs van corroderen
    • Corrodeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van corroderen
    • Corrodeer je?