corrigeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cor·ri·geert

Werkwoord

vervoeging van
corrigeren

corrigeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van corrigeren
    • Jij corrigeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van corrigeren
    • Hij corrigeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van corrigeren
    • Corrigeert!