coronasterfgeval
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- co·ro·na·sterf·ge·val
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van corona zn en sterfgeval zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coronasterfgeval | coronasterfgevallen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het coronasterfgeval o
- (medisch), (neologisme) iemand die is komen te overlijden als gevolg van het besmet geraakt te zijn met een coronavirus
- Er is eind maart een toename van het aantal coronasterfgevallen.
Vertalingen
1. iemand die is komen te overlijden als gevolg van het besmet geraakt te zijn met een coronavirus
<--!
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.-->