corona-infectie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- co·ro·na-in·fec·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | corona-infectie | corona-infecties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de corona-infectie v
- (medisch) infectie met een coronavirus
- Door de hoge besmettingsgraad konden mensen gemakkelijk een corona-infectie oplopen.
Gangbaarheid
- Het woord 'corona-infectie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.