copiloot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·pi·loot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord copiloot copiloten
verkleinwoord copilootje copilootjes

Zelfstandig naamwoord

de copilootm

  1. (beroep) (luchtvaart) In de burgerluchtvaart wordt de eerste officier vaak copiloot of first officer genoemd.
    • Het daadwerkelijke vliegen (van start tot en met landing) wordt normaal gesproken tussen de gezagvoerder en de eerste officier verdeeld, waarbij één piloot het vliegtuig vliegt (pilot flying), en de ander assisteert (pilot monitoring). 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be