converteerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·ver·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
converteren |
converteerde
- enkelvoud verleden tijd van converteren
- Ik converteerde.
- Jij converteerde.
- Hij, zij, het converteerde.
- Ik converteerde.
vervoeging van |
---|
converteren |
converteerde