controlewerk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tro·le·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord controlewerk controlewerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het controlewerko

  1. arbeid die men moet verrichten om te zien of iets wel goed verloopt
     Een andere berispte accountant, die het controlewerk nog eens extra had moeten nakijken, had volgens de tuchtrechter "gezien de tekortkomingen geen verklaring mogen afgeven dat hij instemt met de afgifte van een goedkeurende controleverklaring bij de jaarrekening."[2]
     Verder zouden accountantskantoren hun inkomsten uit controlewerk moeten scheiden van wat ze verdienen met advieswerk.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “Opnieuw KPMG-accountants van Imtech veroordeeld door tuchtrechter” (Vrijdag 15 januari 2021, 12:29), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “'Accountants presteren nog altijd onder de maat, wetgever moet ingrijpen'” (Dinsdag 14 januari 2020, 14:06), NOS