controles

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tro·les

Zelfstandig naamwoord

controles mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord controle
     'Maar, mam. . . mijn medicijnen, ik moet terugkomen voor controles. . . Chantal wil. . . 'Dorien tikte bemoederend op de rug van zijn hand.[1]

Verwijzingen

  1. (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
controlar

controles

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van controlar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van controlar