contravenieerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tra·ve·ni·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
contraveniëren

contravenieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van contraveniëren
    • Ik contravenieerde. 
    • Jij contravenieerde. 
    • Hij, zij, het contravenieerde.