contrastrijk

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·trast·rijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen contrastrijk contrastrijker contrastrijkst
verbogen contrastrijke contrastrijkere contrastrijkste
partitief contrastrijks contrastrijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

contrastrijk [1]

  1. met veel opvallende tegenstellingen
     De feestdagen hier in Frankrijk zijn contrastrijk: in de kranten lees je voortdurend over de naderende storm van de crisis, maar in het winkelcentrum bij mij om de hoek zie ik een lange rij bij de kassa van de speelgoedzaak. Wisten jullie dat de schatting dit jaar is dat de gemiddelde Fransman zo'n 600 euro uitgeeft aan de feestdagen? Niet alleen aan cadeautjes, maar ook aan eten en drinken, reizen enzovoorts. Stond in de krant.[2]
     Dit nieuwe model is volgens Apple geen gewone iMac, maar een iMac Pro: een naam die het techbedrijf eerder gebruikte voor krachtigere varianten van zijn computer. Het doet vermoeden dat hij ook duurder zal worden dan we vorig jaar bij de 24 inch iMac zagen. Het apparaat zou een contrastrijk miniledscherm en de processor uit recente MacBooks krijgen.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “Nieuwjaarskaart uit Frankrijk” (Maandag 26 december 2011, 09:16), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “Apple gaat nieuwe Macs aankondigen: dit weten we over de Apple-computers” (03-03-2022), Tubantia