continueerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·ti·nu·eer·den

Werkwoord

vervoeging van
continueren

continueerden

  1. meervoud verleden tijd van continueren
    • Wij continueerden. 
    • Jullie continueerden. 
    • Zij continueerden.