contactberoep
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·tact·be·roep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | contactberoep | contactberoepen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het contactberoep o
- een beroep waarbij de beoefenaar fysiek contact maakt met de klant