constiperen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van constiperen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | constiperen | te constiperen | ||||||||
toekomend | zullen constiperen | te zullen constiperen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geconstipeerd | te hebben geconstipeerd | ||||||||
toekomend | geconstipeerd zullen hebben | geconstipeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
constiperend | geconstipeerd | ev. constipeer |
mv. verouderd constipeert |
constipere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | constipeer | constipeert | constipeert | constipeert | constipeert | constiperen | constiperen | constiperen | |||
verleden (o.v.t.) | constipeerde | constipeerde | constipeerde | constipeerde | constipeerde | constipeerden | constipeerden | constipeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal constiperen | zult/zal constiperen | zult/zal constiperen | zult constiperen | zal constiperen | zullen constiperen | zullen constiperen | zullen constiperen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou constiperen | zou constiperen | zou(dt) constiperen | zoudt constiperen | zou constiperen | zouden constiperen | zouden constiperen | zouden constiperen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geconstipeerd | hebt geconstipeerd | hebt/heeft geconstipeerd | hebt geconstipeerd | heeft geconstipeerd | hebben geconstipeerd | hebben geconstipeerd | hebben geconstipeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geconstipeerd | had geconstipeerd | had geconstipeerd | hadt geconstipeerd | had geconstipeerd | hadden geconstipeerd | hadden geconstipeerd | hadden geconstipeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geconstipeerd hebben | zal/zult geconstipeerd hebben | zult/zal geconstipeerd hebben | zult geconstipeerd hebben | zal geconstipeerd hebben | zullen geconstipeerd hebben | zullen geconstipeerd hebben | zullen geconstipeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geconstipeerd hebben | zou geconstipeerd hebben | zou/zoudt geconstipeerd hebben | zoudt geconstipeerd hebben | zou geconstipeerd hebben | zouden geconstipeerd hebben | zouden geconstipeerd hebben | zouden geconstipeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geconstipeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geconstipeerd | er is geconstipeerd | |||||||||
verleden | er werd geconstipeerd | er was geconstipeerd | |||||||||
toekomend | er zal geconstipeerd worden | er zal geconstipeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geconstipeerd worden | er zou geconstipeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geconstipeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geconstipeerd worden | geconstipeerd te worden | ||||||||
toekomend | geconstipeerd zullen worden | geconstipeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geconstipeerd zijn | geconstipeerd te zijn | ||||||||
toekomend | geconstipeerd zullen zijn | geconstipeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geconstipeerd | wordt geconstipeerd | wordt geconstipeerd | wordt geconstipeerd | wordt geconstipeerd | worden geconstipeerd | worden geconstipeerd | worden geconstipeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geconstipeerd | werd geconstipeerd | werd geconstipeerd | werdt geconstipeerd | werd geconstipeerd | werden geconstipeerd | werden geconstipeerd | werden geconstipeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geconstipeerd worden | zult geconstipeerd worden | zult geconstipeerd worden | zult geconstipeerd worden | zal geconstipeerd worden | zullen geconstipeerd worden | zullen geconstipeerd worden | zullen geconstipeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geconstipeerd worden | zou geconstipeerd worden | zou/zoudt geconstipeerd worden | zoudt geconstipeerd worden | zou geconstipeerd worden | zouden geconstipeerd worden | zouden geconstipeerd worden | zouden geconstipeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geconstipeerd | bent geconstipeerd | bent/is geconstipeerd | zijt geconstipeerd | is geconstipeerd | zijn geconstipeerd | zijn geconstipeerd | zijn geconstipeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geconstipeerd | was geconstipeerd | was geconstipeerd | waart geconstipeerd | was geconstipeerd | waren geconstipeerd | waren geconstipeerd | waren geconstipeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geconstipeerd zijn | zult geconstipeerd zijn | zult geconstipeerd zijn | zult geconstipeerd zijn | zal geconstipeerd zijn | zullen geconstipeerd zijn | zullen geconstipeerd zijn | zullen geconstipeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geconstipeerd zijn | zou geconstipeerd zijn | zou/zoudt geconstipeerd zijn | zoudt geconstipeerd zijn | zou geconstipeerd zijn | zouden geconstipeerd zijn | zouden geconstipeerd zijn | zouden geconstipeerd zijn |