constateerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·sta·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
constateren

constateerde

  1. enkelvoud verleden tijd van constateren
    • Ik constateerde. 
    • Jij constateerde. 
    • Hij, zij, het constateerde.