conservatrice
Uiterlijk
- Geluid: conservatrice (hulp, bestand)
- IPA: / ˌkɔnsɛrvaˈtrisə / (5 lettergrepen)
- con·ser·va·tri·ce
- Naamwoord van handeling van conserveren (met het voorvoegsel con-) met het achtervoegsel -rice[1]
- Ontleend aan Frans conservatrice
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | conservatrice | conservatrices |
| verkleinwoord | conservatricetje | conservatricetjes |
de conservatrice v
- (beroep) vrouwelijke vorm van conservator
1.
- Het woord conservatrice staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "conservatrice" herkend door:
| 82 % | van de Nederlanders; |
| 86 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- con·ser·va·tri·ce
- De v vorm van conservateur
conservatrice v
conservatrice v
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 5 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel con- in het Nederlands
- Achtervoegsel -rice in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 82 %
- Prevalentie Vlaanderen 86 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 13
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Beroep in het Frans
- Politiek in het Frans
- Bijvoeglijk naamwoord in het Frans
- Voeding in het Frans
- Medisch in het Frans