connectiviteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·nec·ti·vi·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord connectiviteit
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de connectiviteitv

  1. de mate waarin iets of iemand verbonden is of kan zijn met anderen
     De connectiviteit met de rest van de wereld, die op een hoog niveau staat dankzij de hub-functie van Schiphol, is belangrijk voor onze open economie."[1]
     "Er kunnen geen burgers en bedrijven worden achtergelaten en verstoken blijven van wat inmiddels een basisbehoefte is voor deelname aan de economie en maatschappij", staat in het Actieplan Digitale Connectiviteit dat het kabinet vandaag presenteert.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 22 november 2021 Weblink bron
    Heleen Ekker
    “Beperkte krimp luchtvaart schaadt economie niet” (18-07-2019), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 22 november 2021 Weblink bron “De traagste internetverbindingen zijn over vijf jaar verleden tijd” (03-07-2018), NOS