confinar
Uiterlijk
- con·fi·nar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
confinar |
confinaba |
confinado |
volledig |
confinar
- overgankelijk interneren, opsluiten
- verbannen, isoleren
- onovergankelijk grenzen aan (ook figuurlijk)
- confinar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española