concordia

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·cor·dia
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord concordia -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de concordiav

  1. toestand waarin zij die deel zijn van een groter geheel het onderling eens zijn en probleemloos samenwerken
    • Haar voet rust op een steen waarop een tekst prijkt die verwijst naar de harmonie van het huwelijk: ‘Zo goed als harmonie klinkt op de luit, zo goed kroont harmonie het huwelijk.’ Met een luit worden heel veel familieportretten voorgesteld en dit wijst voortdurend op de concordia van het gezin. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·cor·dia
enkelvoud meervoud
concordia concordias

Zelfstandig naamwoord

concordia v

  1. harmonie, eendracht
Synoniemen