concordaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

concordaat met Servië (1914)
Uitspraak
Woordafbreking
  • con·cor·daat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verdrag (m.n. tussen staat en paus)’ voor het eerst aangetroffen in 1545 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord concordaat concordaten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het concordaato [3]

  1. overeenkomst tussen een staat en de paus over de rechten van de rooms-katholieke kerk in een land
    • Een kleine rol in Wassersteins boek wordt gespeeld door kardinaal Pacelli, de latere paus Pius XII, die in 1933 een concordaat tussen het Vaticaan en Duitsland smeedde, omdat het Vaticaan de nazi’s als laatste redmiddel tegen het goddeloze communisme zag. [4] 
    • De verplichte aanwezigheid van de crucifix in klaslokalen dateert uit de fascistische periode. De regering Mussolini verordonneerde daarover twee decreten (in 1924 en 1928). In 1929 maakten kerk en staat ook financiële en juridische afspraken over hun cohabitatie in Italië. Dankzij dit Concordaat erkende het Vaticaan voor het eerst de staat Italië, die vijftig jaar eerder was ontstaan nadat de paus zijn wereldlijke macht was ontnomen door een coalitie van patriotten onder leiding van Victor Emanuel II, koning van Sardinië.[5]  
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen