concertpianist
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: concertpianist (hulp, bestand)
- IPA: / kɔnˈsɛrtpijaˌnɪst / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- con·cert·pi·a·nist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | concertpianist | concertpianisten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de concertpianist m
- (beroep) (muziek) iemand die muziekuitvoeringen verzorgt door een vleugel te bespelen
- ▸ Aanvankelijk wilde ik naar het conservatorium om zelf ook leraar te worden. Maar naar aanleiding van een radio-uitzending ging er een impresariaat voor me aan de slag, en toen ging mijn carrière als concertpianist rollen. Mijn debuutrecital in Den Haag trok zeven recensenten, stel je voor.[2]
- ▸ Wie concertpianist wil worden moet ook vijfduizend uur toonladders oefenen.[3]
- ▸ Wie wordt er nog wijs uit de grenzeloze toestroom van pianotalent? Wereldwijd zijn er naar schatting 50.000 concertpianisten. En allen willen hetzelfde: carrière maken met het spelen van klassieke en romantische meesterwerken.[4]
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van concertpianiste
Gangbaarheid
- Het woord concertpianist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Mischa Spel“Pianopedagoog Jan Wijn: ‘Geef me een leerling, en ik functioneer’” (11 maart 2020) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Lineke Nieber“Als een gek schilderen voor Amazon” (24 september 2019) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Bas van Bommel“De weelde aan pianotalent” (3 oktober 2013) op nrc.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 5 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Muziek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal