concerteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·cer·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
concerteren

concerteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van concerteren
    • Ik concerteerde. 
    • Jij concerteerde. 
    • Hij, zij, het concerteerde.