computergebruiker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pu·ter·ge·brui·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord computergebruiker computergebruikers
verkleinwoord computergebruikertje computergebruikertjes

Zelfstandig naamwoord

de computergebruikerm

  1. ICT gebruiker; iemand die een computer, een computer of een informatiesysteem gebruikt
     Bij ransomeware zet malafide software (afgekort malware) het systeem van een computergebruiker op slot en krijgt de gebruiker een melding dat het systeem pas weer werkt als er geld is betaald. Windows-gebruikers hebben al veel langer last van dit soort malware.[1]
     In sommige gevallen krijgt de computergebruiker, zoals ook de bedoeling is, een slot-icoon te zien als teken dat het goed zit. Maar dat slotje verschijnt niet bij alle browsers.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Nando Kasteleijn
    “Mac-gebruikers voor het eerst doelwit van ransomware” (06-03-2016), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “DigiD mogelijk dagen onveilig” (In sommige gevallen krijgt de computergebruiker, zoals ook de bedoeling is, een slot-icoon te zien als teken dat het goed zit. Maar dat slotje verschijnt niet bij alle browsers.), NOS