composteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pos·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
composteren

composteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van composteren
    • Ik composteerde. 
    • Jij composteerde. 
    • Hij, zij, het composteerde.