componeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·po·neert

Werkwoord

vervoeging van
componeren

componeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van componeren
    • Jij componeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van componeren
    • Hij componeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van componeren
    • Componeert!