componeerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·po·neer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
componeren |
componeerden
- meervoud verleden tijd van componeren
- Wij componeerden.
- Jullie componeerden.
- Zij componeerden.
- Wij componeerden.
vervoeging van |
---|
componeren |
componeerden