compatibel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: compatibel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- com·pa·ti·bel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verenigbaar’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- afgeleid van het Franse compatible (met het voorvoegsel com-) [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | compatibel | compatibeler | compatibelst |
verbogen | compatibele | compatibelere | compatibelste |
partitief | compatibels | compatibelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
compatibel [3]
- op elkaar aansluitend, met elkaar in overeenstemming te brengen, verenigbaar, samenpassend, uitwisselbaar, aansluitbaar
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. op elkaar aansluitend, met elkaar in overeenstemming te brengen
Gangbaarheid
- Het woord compatibel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "compatibel" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "compatibel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ compatibel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be