communiceerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mu·ni·ceer·den

Werkwoord

vervoeging van
communiceren

communiceerden

  1. meervoud verleden tijd van communiceren
    • Wij communiceerden. 
    • Jullie communiceerden. 
    • Zij communiceerden.