communicatiemedewerker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mu·ni·ca·tie·me·de·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord communicatiemedewerker communicatiemedewerkers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de communicatiemedewerkerm

  1. (beroep) iemand die de public-relations van een organisatie regelt
    • In de begeleidende mail verzoekt Bureau Communicatie van de UvA de facultaire communicatiemedewerkers om na te gaan of de mensen op de lijst betrokken zijn bij de organisatie van de bachelordag van vorige zaterdag. Ook wil de UvA dat de faculteiten „een inschatting maken hoe groot de kans is dat dat 'gedoe' oplevert en dat terugkoppelen”, meldt Folia op de website. [1] 
     Die vatten Rogier's boodschap overigens sportief op: ‘Het is wel een heel duidelijk gemeentewapen inderdaad. Ik vind hem goed gelukt!’, reageert een communicatiemedewerker via Twitter.[2]
     Volgens de arts van het Witte Huis is Trump met zeker twee mensen in contact geweest die besmet zijn met het virus. Een daarvan was een communicatiemedewerker van de Braziliaanse president Jair Bolsonaro.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. De Telegraaf 11 mrt. 2015 UvA registreert sympathisanten
  2. Bronlink Weblink bron
    Bjorn Weinreder
    “Luchtig nieuws: wapen van Enschede hoog boven de Achterhoek en meme-koning Ron Jans” (30-07-2020), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “12 doden in Nederland, ook Frankrijk sluit cafés en restaurants” (14 mrt. 2020), De Telegraaf