commissuur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: commissuur (hulp, bestand)
Woordafbreking
- com·mis·suur
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Latijnse commissura (verbinding, voeg, naad) (met het voorvoegsel com-) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | commissuur | commissuren |
verkleinwoord | commissuurtje | commissuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
- (biologie) bindweefselachtige verbinding of vereniging van twee weefseldelen
Gangbaarheid
- Het woord 'commissuur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.