commissionair

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mis·si·o·nair
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘iemand die op eigen naam voor rekening van anderen handelt’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
  • afgeleid van het Franse commissionnaire (met het voorvoegsel com-) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord commissionair commissionairs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de commissionairm

  1. (beroep) iemand die op eigen naam en tegen betaling voor rekening van een ander overeenkomsten afsluit en daarvoor commissie ontvangt
    • De commissionair zou de koop hebben bevestigd en meermalen hebben toegezegd dat de koopsom betaald zou worden.[3] 

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen