commissionair
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·mis·si·o·nair
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘iemand die op eigen naam voor rekening van anderen handelt’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
- afgeleid van het Franse commissionnaire (met het voorvoegsel com-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | commissionair | commissionairs |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de commissionair m
- (beroep) iemand die op eigen naam en tegen betaling voor rekening van een ander overeenkomsten afsluit en daarvoor commissie ontvangt
- De commissionair zou de koop hebben bevestigd en meermalen hebben toegezegd dat de koopsom betaald zou worden.[3]
Gangbaarheid
- Het woord commissionair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "commissionair" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "commissionair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ commissionair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ vanderwieladvocaten.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be